ALLERHEILIGEN |
|||
|
|||
De Katholieke Kerk kent al
sinds de eerste jaren van het Christendom vele martelaren. Martelaar
(van het griekse woord martus = getuige) was de bijzondere
eretitel voor degenen die gedurende de christenvervolgingen in het
Romeinse Rijk hun trouw aan het christelijke geloof met de dood moest
bekopen. Deze martelaren werden
oorspronkelijk in een gezamenlijke herdenking van alle martelaren
vereerd, maar Gregorius III veranderde in 732 het martelarenfeest in
Allerheiligen. Niet alleen martelaren, maar ook heiligen, dit zijn
gelovigen die door hun leven een bijzonder getuigenis hebben afgelegd
van hun geloof in Christus, worden dan herdacht. In 844 werd de oorspronkelijke datum (van 13 mei) veranderd in 1 november (begindag van de winterperiode volgens de regel van Benedictus) en werd het een herdenking van alle heiligen - benoemden en onbenoemden - die geen eigen feestdag of gedachtenis hebben |
|||
|
|||
![]()
|
Allerheiligen wordt gevierd als een hoogfeest; de volgende lezingen worden in de kerk gelezen: |
|
1ste lezing | Openbaringen 7, 2-4 + 9-14 |
2de lezing | Eerste brief van de H. Apostel Johannes 3, 1-3 |
Evangelie | Mattheus 5, 1-12a |
Wat zegt de Katechismus van de Katholieke Kerk over Allerheiligen?